Tom Ludwig
werkgroepsecretaris
In 2050 wil Nederland CO2 neutraal zijn en daarvoor moet haar fossiele economie in rap tempo omvormen tot een duurzame economie: Overheden nemen daarom besluiten over de aanleg van windparken, zonnevelden, de warmtetransitie, kerncentrales en het transport van energie via onder andere elektriciteitskabels, waterstofverbindingen en warmteleidingen.
Een milieueffectrapport (MER) geeft antwoorden op vragen zoals: Waarom hier? Hoeveel? Op welke manier en kan het ook anders? En wat zijn de omgevingseffecten daarvan?
Gemeenten, waterschappen en provincies werken sinds 2020 samen in regionale energiestrategieën om de lokale energietransities goed op elkaar af te stemmen. Hiervoor worden ook milieueffectrapporten opgesteld. De Commissie mer was betrokken bij het opstellen van handreikingen en bij pilotprojecten.
En een aantal wettelijke kaders die voor de energietransitie belangrijk zijn wordt herzien. Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de Omgevingswet.
Bovengrondse hoogspanningsverbindingen hebben effect op natuur (het gaat met name om draadslachtoffers onder vogels en vleermuizen) en op het landschap. Ook ondergrondse verbindingen kunnen tijdens de aanleg effect hebben op natuur en landschap, maar ook op het water- en bodemsysteem en/of op archeologische waarden.
Daarnaast bestaan bij omwonenden vaak zorgen over de effecten van magneetvelden op de gezondheid. De Commissie adviseert daarom om voor alle componenten van de verbinding (dus ook voor stations en bij ondergrondse verbindingen) magneetveldcontouren in beeld te brengen.
Gemeenten gaan hun wijken stapsgewijs van het aardgas afhalen. Hoe dit in zijn werk gaat, staat in het warmteprogramma. Warmteprogramma’s zijn de opvolger van de gemeentelijke transitievisies warmte.
Een MER helpt gemeenten om de milieu- en omgevingsgevolgen van verschillende keuzes in de warmtetransitie in beeld te brengen en deze te onderbouwen. Iedere wijk is namelijk anders door verschillen in woningtypes en -bouwjaar, woningdichtheid, beschikbare openbare ruimte, ondergrond en andere factoren zoals de nabijheid van kwetsbare natuur. Deze factoren bepalen welke warmte- en koude oplossingen voor een bepaalde wijk geschikt zijn.
Voorbeelden van oplossingen zijn stads- of buurtwarmtenetten (met hoge, midden of zeer-lage-temperatuur warmte), lucht-water-warmtepompen of bijvoorbeeld individuele bodem-warmtepompen.
In een MER kun je de (milieu)voor- en nadelen van verschillende warmteoplossingen in een wijk goed met elkaar vergelijken. Denk bijvoorbeeld aan het effect op water, bodem en natuur bij geothermie, hergebruik van restwarmte en warmtenetten, én geluid- en trillinghinder bij warmtepompen. Ook het effect op netcongestie is een belangrijk aandachtspunt.
Windturbineparken zijn belangrijke bronnen voor duurzame energie. Voor goed onderbouwde besluiten worden milieueffecten zowel bij strategische plannen als bij vergunningen voor concrete projecten onderzocht. Vaak worden potentiële locaties voor windparken al op RES- of provinciaal niveau geselecteerd. Hoe groter het zoekgebied, hoe meer rekening kan worden gehouden met gezondheid en milieu.
In milieueffectrapporten voor windturbines op land zijn onderwerpen zoals gevolgen voor landschap, natuur en omwonenden (door geluid en slagschaduw) belangrijk. Ook wordt gekeken naar bijvoorbeeld de positionering en hoogte van de windturbines en naar concrete maatregelen om milieugevolgen te voorkomen of te verminderen.
Gezondheidseffecten en hinder door geluid en slagschaduw Windturbines veroorzaken geluid (dat hinder en gezondheidsschade voor omwonenden kan veroorzaken) en slagschaduw (die vooral voor hinder kan zorgen). Er zijn verschillende mogelijkheden om het geluid of de slagschaduw van een windturbine te beperken. Zo kan een windturbine tijdelijk (bijvoorbeeld in de nachtperiode) worden stilgezet, of langzamer draaien. Deze mogelijkheden worden in een MER onderzocht en met elkaar vergeleken.
Voor geluid en slagschaduw geldt dat er op dit moment (najaar 2025) nog geen nationale normen zijn. Gemeenten en provincies moeten daarom voor een windpark zelf lokale normen onderzoeken en onderbouwen. Hierbij moet de overheid afwegen hoe met de gezondheid van omwonenden is omgegaan. Dit kan goed in een MER.
Natuur Windturbines hebben negatieve gevolgen op vogels en vleermuizen door sterfte (aanvaring) of verstoring. Hier moet rekening mee gehouden worden bij de planning van een windturbinepark zodat slachtoffers zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden.
Bij beschermde soorten en bij beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000-gebieden gelden strenge regels. Duidelijk moet zijn dat de natuur niet teveel aangetast wordt, anders is een windpark niet toegestaan. Onderzoek naar de effecten op natuur en maatregelen (positie turbines, stilstand) vindt plaats in het MER en eventueel in een zogeheten Passende beoordeling.
Landschap Windturbines met een tiphoogte van 150 tot meer dan 200 meter passen door hun maat niet meer bij het onderliggende landschap. Door hun hoogte zijn ze bij helder weer van grote afstand, zo’n 20 tot 30 kilometer, zichtbaar. Nachtelijke signaalverlichting zorgt ervoor dat ze ook ’s nachts op grote afstand zichtbaar kunnen zijn. Het opstellingspatroon van de turbines heeft invloed op het landschap en kan zorgen voor een rustiger beeld. In een MER worden zichtbaarheid en andere landschappelijke effecten onderzocht en worden maatregelen verkend om de inpassing van een windpark te verbeteren.
Zonnevelden zijn een belangrijke bron van duurzame energie. Ze zijn er in verschillende vormen en maten. Kleinere velden zijn vaak tijdelijk en ‘vergunningvrij’. Voor grotere zonneparken worden potentiële locaties voor windparken al op RES- of provinciaal niveau geselecteerd. Hoe groter het zoekgebied, hoe meer rekening kan worden gehouden met landschap en natuur. Gemeenten hebben vaak hun eigen regels voor zonnevelden om het landschap te beschermen.
In milieueffectrapporten staan voor zonnevelden meestal de gevolgen voor landschap en natuur centraal. Ook is onderzoek naar (on)mogelijkheden voor de inpassing in het landschap en naar het deels onzichtbaar maken van een park aan de orde.
Landschap Grotere zonnevelden kunnen de beleving en visuele rust in het landschap sterk veranderen. Een MER visualiseert dit omdat mensen zich vaak niet goed kunnen voorstellen hoe een energielandschap er straks daadwerkelijk uitziet. Dit kan bijvoorbeeld met vogelvluchtperspectieven die laten zien in hoeverre panelen min of meer aan het zicht onttrokken worden door middel van andere landschapselementen.
Natuur, bodem en water Zonnevelden hebben directe en indirecte effecten op natuur, bodem en grondwater. Zo zal onder panelen die dicht op elkaar staan de vegetatie verdwijnen. Hierdoor kan de bodem onder de panelen instabiel worden. Bij zware regenval kan de bodem wegslaan en uitspoelen. Als panelen heel dicht op elkaar geplaatst worden, gaat de bodem kapot en blijft deze op lange termijn ook kapot. Ook kunnen zonnevelden de leefgebieden van vogelsoorten verstoren of verdringen (verlies leefgebied). Natuuronderzoek en maatregelen om effecten tegen te gaan of te voorkomen vinden plaats in het MER.