Hoeveel invloed heb je?
‘Je bepaalt mede de lijn van de Commissie. Soms misschien wel meer dan de Commissie zich zelf realiseert. Als je bij een toetsing iets belangrijk vindt en je draagt dat vol overtuiging en vasthoudend uit, dan heb je de kans dat het de lijn van de Commissie wordt. Natuurlijk kijken anderen kritisch mee, maar je hebt zeker invloed. Dat zie je ook terug in cijfers. Laat ik een voorbeeld geven. De Europese populatie kleine zwanen bestaat uit zeg 21.000 exemplaren. Als we met elkaar bedenken dat door windparken de additionele sterfte niet meer dan 1 procent mag zijn, ga je rekenen. Bij een natuurlijke sterfte van 18 procent, gaan er ieder jaar 3.800 zwanen dood en 1 procent daarvan is 38. Dus 38 zwanen per jaar is toelaatbaar. Let wel: in combinatie met andere ontwikkelingen die sterfte veroorzaken. Dat is ingewikkeld maar de oplossingsrichting probeer je in een helder advies te gieten, want dat geeft de gebruiker houvast. Bij adviesbureaus zit veel kennis om dit uit te werken. En zo’n norm gaat zich doorontwikkelen en dat zie je een jaar later in een MER terug en soms ook in uitspraken van de bestuursrechter.’
Waar maak je je druk over?
‘Je leest vaak in milieueffectrapporten over uitwijkmogelijkheden voor vogels. Komt er ergens een windpark? Oh, dan kunnen die vogels best ‘uitwijken’ en ergens anders foerageren, broeden of rusten. Maar die vogels hebben dát gebied niet voor niets uitgekozen, hè? Dat is de plek met de meeste rust, meeste voedsel, of de minste predatoren. En ja, vogels kunnen wel uitwijken maar dan ga je wel grotere sterfte dan normaal zien, omdat die vogels verder moeten vliegen tussen gebieden met voedsel of plekken waar ze kunnen rusten en broeden. Daar wordt veel te makkelijk aan voorbijgegaan. Zeker in de winter geldt: meer bewegingskilometers is meer sterfte onder vogels.’
Wat heb je geleerd?
‘Je leert heel veel van andere deskundigen. Super interessant. Hoe een deskundige kijkt naar landschap, erfgoed, geluid of licht. Je leert niet alleen meer qua kennis, maar ook hoe je dingen kunt combineren. En de dilemma’s daarbij. De landschapsdeskundige kijkt heel anders naar de wereld. Zo’n deskundige houdt misschien van strakke kustlijnen, maar dat is voor vogels en vleermuizen niet gunstig. Daar moet je bij de toetsing dan een heldere lijn in ontwikkelen.
Je leert ook van de mensen aan de andere kant van de tafel. Over wat je wel en niet kunt vragen. Hoeveel scenario’s willen we uitgewerkt zien? Gaan we nu zes alternatieve stikstofberekeningen uitvragen? Zulke dilemma’s komen bij veel adviezen terug en dat maakt het uitdagend. In een adviesgesprek krijg je weerwoord. Ook daar leer je van. En je gaat ook een beetje meedenken met diegene die het advies ontvangt. Ik bedoel niet inhoudelijk, dat zou een glijdende schaal zijn, maar je kunt in een gesprek wel de voor- en nadelen verkennen. Het kan hard aankomen als je kritisch bent. Dan helpt het als je duidelijke uitleg geeft en oog hebt voor wat wél goed is beschreven. Dat spanningsveld vind ik interessant. Ik denk echt met plezier aan veel adviestrajecten terug.’
Wat zou je nieuwe deskundigen mee willen geven?
‘Investeer in het snappen van de context. Wat is het doel van het betreffende MER? Waar wordt de informatie voor gebruikt? Probeer dat voor jezelf samen te vatten. Dan leer je de hoofd- en bijzaken te scheiden. Dat is echt lastig. Want het gaat ook een beetje tegen de natuur van een deskundige in. Je zou er bijna een factsheet over willen maken. Welke stappen moet je doorlopen om dat te kunnen? Toen ik vijfentwintig jaar geleden zelf net begon zei een toenmalige voorzitter tegen mij: “Je moet bij elk adviesgesprek je deskundigen-ego bij de voordeur achterlaten.” En hij had gelijk. Ik heb dat altijd onthouden.’