De impact van een plan of project op de natuur heeft een belangrijke plek in een milieueffectrapport (MER). Door deze gevolgen goed te beschrijven, en alternatieven te onderzoeken, weegt het belang van de natuur volwaardig mee bij de besluitvorming. En wordt de uitvoerbaarheid van een plan of project goed onderbouwd, wat later vertraging voorkomt.

In een MER moet een compleet beeld worden gegeven van de natuur in en rond het gebied. Dat begint bij een beschrijving van de omgeving: welke landschapstypen zijn er, welke processen spelen een rol (zoals hydrologie of ecologische verbindingen) en welke natuurwaarden zijn aanwezig?

Geef op kaarten waardevolle natuur weer en beschrijf hoe de natuur zich ontwikkelt als er niets verandert. Zo ontstaat in het MER een samenhangend beeld van het gebied, de natuur en de aanwezige soorten. Dit beeld is de basis voor de effectbeoordeling van alternatieven, maar kan ook gebruikt worden voor ecologische optimalisatie van het plan of project: hoe kan een project bijvoorbeeld zoveel mogelijk natuur-inclusief worden vormgegeven?

Een MER moet vervolgens ingaan op directe, indirecte, negatieve én positieve ecologische effecten van de onderzochte alternatieven op korte, middellange en lange termijn. Naast deze ‘reguliere’ effectbeoordeling adviseert de Commissie altijd om van minimaal één alternatief in een MER te motiveren dat het (waarschijnlijk) juridisch uitvoerbaar is in het licht van de natuurwetgeving en -jurisprudentie. Dit geldt in ieder geval voor het voorkeursalternatief.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling in een MER maakt meestal onderscheid tussen effecten op soorten, waaronder beschermde soorten, en effecten op beschermde gebieden.

Soorten

Planten- en diersoorten kunnen effecten ondervinden van een plan of project, zoals verstoring. Veel soorten zijn bovendien beschermd via de Europese vogelrichtlijn en habitatrichtlijn en nationale regelgeving. In een MER moet worden beschreven welke soorten aanwezig zijn, welke gevolgen het initiatief voor hun leefgebied en populatie heeft, en welke maatregelen nodig/mogelijk zijn om deze soorten te beschermen. Geef ook aan in hoeverre aannemelijk is dat het plan of project juridisch uitvoerbaar is binnen de wet- en regelgeving over beschermde soorten.

Gebiedsbescherming

Een belangrijk onderdeel van het MER is de invloed van het plan of project op beschermde natuurgebieden. Daarbij gaat het om:

  • Natura 2000-gebieden Dit Europese netwerk van beschermde natuurgebieden moet de biodiversiteit in stand houden en versterken. Voor elk gebied zijn instandhoudings- doelstellingen vastgesteld voor habitattypen en/of soorten. Een plan of project mag deze doelen niet ondermijnen of tot verslechtering leiden. In een MER moet daarom worden onderzocht of sprake kan zijn van significante gevolgen. Soms gaat het niet om één effect afzonderlijk, maar om de stapeling van effecten (cumulatie). Als significante gevolgen niet zijn uit te sluiten, is een Passende beoordeling verplicht. Daarin wordt dieper ingegaan op de effecten, en eventuele mitigerende maatregelen. Daarna volgt –als het echt niet anders kan– de ADC-toets (Alternatieven, Dwingende redenen van openbaar belang, Compensatie).
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) Dit nationale netwerk van natuurgebieden en verbindingen is vastgelegd in provinciale omgevingsverordeningen en beleid. In een MER moet worden beschreven welke effecten een plan heeft op de waarden en kenmerken van het NNN en of het initiatief past binnen de provinciale uitwerking. Ook hier kan sprake zijn van externe werking: effecten buiten het plangebied die toch ingrijpen op beschermde waarden. Deze effecten van buiten het NNN moeten -waar ze mogelijk aan de orde zijn- altijd in een MER worden beschreven, omdat het kan gaan om aanzienlijke milieueffecten.

Daarnaast kunnen er bijzondere provinciale natuurgebieden of landschappen zijn waarvoor specifieke bescherming geldt. Ook deze waarden moeten in beeld worden gebracht, met mogelijke maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te beperken.

Natura 2000 en plan-mer-plicht

Als een plan een Passende beoordeling nodig heeft, schrijft de Omgevingswet voor dat er ook een planMER komt. Bij projecten is die koppeling tussen de Passende beoordeling en de project-mer-plicht niet gelegd. Maar ook voor veel projecten wordt in de praktijk wel een Passende beoordeling uitgevoerd. Het is verstandig de Passende beoordeling in het MER op te nemen: zo ligt alle informatie voor besluitvorming overzichtelijk bij elkaar. De Commissie mer toetst dan zowel het MER als de Passende beoordeling.

Significantie

Een plan of project kan significante gevolgen hebben als het behalen van de instandhoudingsdoelen wordt bemoeilijkt. Dit wordt in de praktijk vaak beoordeeld in een voortoets. Significante gevolgen hoeven niet alleen door één effect te komen: ook de optelsom (cumulatie) van meerdere effecten kan leiden tot significante gevolgen.

Hoe bepaal je significantie?

  • Gebruik bestaande kennisbronnen, zoals natuurdoelanalyses inclusief adviezen van de Ecologische Autoriteit.
  • Gebruik Europese guidance-documenten en jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Passende beoordeling

Als significante gevolgen niet uit te sluiten zijn, is een Passende beoordeling verplicht. Hierin wordt onderzocht:

  • Wat zijn de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied?
  • Wat is de huidige staat en ontwikkeling van soorten en habitattypen?
  • Welke effecten heeft het initiatief – ook via externe werking – en hoe kunnen die worden gemitigeerd?
  • Hoe verhouden de effecten zich tot andere plannen en projecten (cumulatie)?
  • Worden de natuurlijke kenmerken van het gebied aangetast?
  • Het detailniveau van de Passende beoordeling moet aansluiten bij het plan: een provinciale omgevingsvisie vraagt minder detail dan een omgevingsplan voor een woningbouwproject of een vergunning voor een energiecentrale.
Mitigerende maatregelen

In de voortoets, dus bij de vraag of een Passende beoordeling nodig is, mogen mitigerende maatregelen nog niet worden meegenomen. In de Passende beoordeling zelf wél – en dat is vaak cruciaal. Denk aan maatregelen zoals faunapassages, geluidsschermen of het aanpassen van stikstofemissies.

ADC-toets

Als de Passende beoordeling uitwijst dat de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied tóch worden aangetast, volgt de ADC-toets:

Alternatieven: zijn er minder schadelijke oplossingen?
Dwingende redenen van groot openbaar belang: hoe onmisbaar is het plan?
Compensatie: welke maatregelen zorgen voor herstel elders?

Waardevolle adviezen van de Commissie mer

De Commissie adviseert bij Natura 2000 in een MER:

  1. Breng altijd de maximale gevolgen van een plan of project in beeld.
  2. Onderzoek cumulatie: stapeling van gelijksoortige én verschillende effecten.
  3. Gebruik bestaande kaarten en analyses van Natura 2000-gebieden.
  4. Werk concreet uit welke mitigerende maatregelen mogelijk zijn.

Het thema Natuur in ons advies voor het MER: