Interview op: 14 juli 2025
Naam: Lidwien Besselink
Deskundigheid: Bodem en water, geohydrologie
Deskundige sinds: Jeetje, ik weet niet eens hoe lang ik bij de mer zit (sinds 2005, red.)
Aantal mer-adviezen: 46
Ik zit mijn hele werkzame leven al onder het maaiveld. Niet in mijn privé leven, haha, maar in mijn werk ben ik altijd met bodem en water bezig. Ik vind dat we naar een ruimtelijke ordening van de ondergrond moeten. We zijn nog teveel bezig met wat we aan de oppervlakte willen en wat daarvoor de grond in moet, in plaats van dat we vanuit bodem en water sturend kijken naar wat er aan de oppervlakte kán.
Niet veel mensen weten dat als je in de bodem graaft, je niet alleen aardlagen, maar ook bestuurslagen tegenkomt. De bovenste laag is van de gemeenten, al loopt daar de telecomwet dwars door heen. Daaronder kom je in de bodem- en watergesteldheid, dat is het domein van het provinciaal bestuur en de omgevingswet en heel diep in de grond kom je aan de mijnbouw en daar is het Rijk aan het stuur. En dan mag de gemeente over de bovenste laag gaan, daarin liggen ook voor miljarden aan eigendommen van Tennet, Stedin, Leander en noem ze allemaal maar op. Het blijft een beetje aanrommelen. Ik ben weleens jaloers op mensen die ruimtelijke ordening aan het oppervlak doen. Die vliegen met een drone over een gebied en dan heb je zo een 3D beeld. Ondergronds is dat veel lastiger.
Wat is er de afgelopen jaren veranderd?
Vroeger waren we georiënteerd op chemische bodemkwaliteit en nu veel meer op een gezonde bodem die ook biologisch qua biodiversiteit goed op orde is en ook qua fysische eigenschappen. Bijvoorbeeld de doorlatendheid is veel belangrijker in het kader van klimaatadaptatie en waterberging. Ook vinden er nu heel veel veranderingen tegelijk plaats met impact op de bodem. Voor de energietransitie en de warmtetransitie moeten er heel veel kabels en leidingen de grond in en daarvoor is het omdenken nu echt wel begonnen. Vroeger dachten we vanuit de occupatielaag naar beneden en nu denken we steeds meer vanuit de bodem naar boven. Al doen we dat nog lang niet goed genoeg in Nederland.
Wat heb je bij de mer zien veranderen?
Er is veel meer aandacht voor de ondergrond . Ik denk ook dat we minder dan vroeger – ik spreek voor mezelf – sectoraal denken en veel meer integraal. Hoe kunnen we al die opgaven waar we voor staan ruimte geven in de stad? Ook ingegeven door de omgevingswet zijn we veel meer vanuit een integraal perspectief gaan kijken naar hoe bouwen we een toekomstbestendig Nederland en hoe kunnen bodem en water daar aan bijdragen? Ik kijk ook meer naar koppelkansen.
Voorzitters kijken de laatste tijd met een bredere blik naar onze adviezen. Het is altijd een worsteling dat je eigenlijk niet over het voornemen gaat, maar alleen over het mer. Tegelijk zien we dat voortouwnemers teveel versnipperde adviezen aanvragen. Het rijk heeft de neiging om allemaal verschillende programma’s te maken. Dan denk je: welke visie hangt hierboven, hoe bouwen we hiermee aan een circulair of klimaatbestendig Nederland? Dan vind ik het moeilijk om op mijn handen te blijven zitten en dat niet te benoemen. Ik zie dat voorzitters daar in toenemende mate oog voor hebben.