Pieter Jongejans
werkgroepsecretaris
Delfstoffen zijn stoffen die uit de aarde worden gewonnen en economisch nut hebben voor de mens. Ze worden gebruikt als grondstof, brandstof of bouwmateriaal, en kunnen zowel in vaste vorm (zoals steenkool, zout, zand en grind) als in vloeibare of gasvormige vorm (zoals aardolie en aardgas) voorkomen.
Het winnen ervan, ook wel ontgrondingen of mijnbouw genoemd, gebeurt in zee of rivieren, aan het aardoppervlak of in diepere lagen van de aarde. Ook voor grote projecten is soms sprake van veel graafwerkzaamheden of grondverzet (en daarmee ontgronding).
Grote projecten voor olie-, gas- en zoutwinning hebben vaak grote milieueffecten, daarom wordt er een milieueffectrapport voor opgesteld. Olie- of gasvelden liggen in Nederland gemiddeld op een diepte van 3 kilometer onder land of zee. Na een proefboring plaatst een mijnbouwbedrijf een olie- of gaswininstallatie. Zoutwinning vindt plaats in Noord-Nederland en onder de Waddenzee. Meestal wordt de ondergrondse zoutlaag opgelost met zoet water, en het zout daarna opgepompt.
Voor woningbouw, kust- en dijkversterking, infrastructuur en andere doeleinden wordt in Nederland veel zand gewonnen. De winning van zand kan grote milieueffecten hebben, zowel tijdelijk als permanent. De winning zelf neemt vaak meerdere jaren in beslag, waardoor er overlast voor de omgeving kan zijn, bijvoorbeeld door verkeer, geluidhinder of (grond)wateroverlast.
Na afloop van een winning wordt een winlocatie meestal afgewerkt als natuur- en/of recreatiegebied. Een MER brengt zowel de tijdelijke als permanente effecten in beeld en laat alternatieven en maatregelen zien waarmee negatieve effecten beperkt kunnen worden en positieve effecten versterkt. Ook op de Noordzee en in het IJsselmeergebied worden grote hoeveelheden zand gewonnen. Dat heeft vooral gevolgen voor morfologie, natuur en archeologie.