Rijk, provincies en gemeenten stellen een omgevingsvisie op voor hun hele grondgebied. Deze bevat de hoofdlijnen van beleid en geeft richting aan de verdere uitwerking in programma’s, regelgeving (zoals omgevingsplannen en verordeningen), vergunningen en projectbesluiten. In het milieueffectrapport (MER) onderzoek je de milieueffecten van die visie.

Het doorlopen van de mer-procedure heeft een belangrijke meerwaarde bij het opstellen van de omgevingsvisie. Aan de hand van vijf onderwerpen wordt dit hieronder toegelicht.

1. Aanbrengen van focus De omgevingsvisie omvat het integrale beleid van de gehele fysieke leefomgeving. Dit vraagt een belangrijke inspanning van overheden. In de praktijk betekent dit dat bestaand beleid wordt overgenomen en ingepast. De nadruk van de nieuwe visie zal liggen op nieuwe ontwikkelingen zoals klimaatverandering, energietransitie, woningbouw en mobiliteit. Deze onderwerpen vragen om nieuw beleid of aanpassing van het bestaande beleid.


2. Ambities en doelstellingen concreet maken
Het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving wordt in de omgevingsvisie uitgewerkt in uiteenlopende ambities. Van natuur, duurzaamheid en leefomgeving tot economie en sociale aspecten. In het milieueffectrapport kunnen ambities en doelstellingen concreter worden gemaakt. Hierdoor ontstaat inzicht in de haalbaarheid en de kansen en risico’s. Een voorbeeld van het concreet maken van ambities is de Omgevingsvisie ’s-Hertogenbosch. De ambities uit het ‘koersdocument’ zijn in het MER vertaald naar concrete doelen, die vooral zijn gebruikt voor het beoordelen van de huidige situatie en autonome ontwikkeling (referentiesituatie).

3. Alternatieven en keuzen De kern van milieueffectrapportage blijft, ook onder de Omgevingswet, het in beeld brengen van alternatieven en keuzes. Vraagstukken die in een omgevingsvisie spelen zijn bijvoorbeeld:

  • Hoe stuurt de overheid? Centraal of decentraal? Zelf doen, samenwerken of marktwerking?
  • Hoe worden middelen en ontwikkelingen verdeeld? Verspreid of geconcentreerd in stedelijke gebieden?
  • Waar ligt de nadruk? Mens, natuur of economie?

Deze verschillende vraagstukken kunnen worden uitgewerkt en verkend in alternatieven. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van methoden als de ‘hoeken van het speelveld’ en ‘scenario’s’. In het MER voor de Omgevingsvisie Enschede zijn alternatieven onderzocht die verschillen in de wijze waarop de groei van het aantal woningen ruimtelijk in de gemeente wordt verdeeld. In de gemeente De Ronde Venen zijn alternatieven onderzocht met een verschillende focus (gezondheid voorop, natuur en water of wonen en werken).

4. Integrale beoordeling en de toets op doelbereik Ook het onderzoeken van milieueffecten blijft een belangrijk onderdeel van het milieueffectrapport. Naast effecten kunnen ook de ambities en doelen worden getoetst, bijvoorbeeld met een integraal beoordelingskader. Voorbeeld van een integraal beoordelingskader is de Toekomstvisie Meierijstad. In het MER zijn effecten onder andere beoordeeld aan de hand van de Sustainable Development Goals. Daarmee geeft het MER inzicht in zowel milieueffecten als sociale en sociaaleconomische effecten.

5. Dynamisch systeem voor de leefomgeving Inzicht in de toestand van de fysieke leefomgeving is onontbeerlijk bij het opstellen van het omgevingsbeleid. Het is daarom nodig om deze toestand systematisch vast te leggen en periodiek te actualiseren. Een dynamisch systeem voor de leefomgeving voorziet hierin. Dit systeem kan worden ontwikkeld aan de hand van de verschillende stappen die in het milieueffectrapport worden doorlopen. Startpunt is de beschrijving van de referentiesituatie. Bij het opstellen van het beoordelingskader moet worden nagedacht over de meet- en toetsbaarheid van ambities, doelen en effecten. Dit systeem kan worden ingezet bij de monitoring, evaluatie en maatregelen achter de hand.

Een voorbeeld van een meer uitgewerkt monitoringsprogramma met indicatoren en bronnen is het monitoringsplan bij de omgevingsvisie van de gemeente Doetinchem. Een ander voorbeeld is Haven-Stad Amsterdam. De gemeente heeft een monitoringssysteem opgesteld dat wordt ingezet om de gebiedsontwikkeling te volgen, te ondersteunen en, indien nodig, bij te sturen.

Zo vroeg mogelijk starten

Om het milieueffectrapport een goede rol te laten spelen bij de totstandkoming van de omgevingsvisie is het belangrijk zo vroeg mogelijk te starten met het milieueffectrapport. Stem de processen van de omgevingsvisie, participatie en mer op elkaar af of integreer ze in één proces. Op deze manier kan de besluitvorming optimaal profiteren van de informatie die het milieueffectrapport aanreikt.

Handige documenten

Het Informatiepunt Leefomgeving heeft een Wegwijzer Omgevingsvisie gemaakt. De wegwijzer geeft handvatten voor het opstellen en actualiseren van een omgevingsvisie. De wegwijzer is geen blauwdruk of vast recept. De wegwijzer vraagt om een vrij en creatief gebruik dat past bij het gebied, de opgave en ambitie van het bestuursorgaan dat de omgevingsvisie opstelt.

De Praktijkproef afwegingskader omgevingsvisie, die de VNG samen met de Commissie mer in mei 2020 schreef na een praktijkproef met 9 gemeenten en 1 omgevingsdienst, sluit goed aan bij de beschreven aanpak in de wegwijzer.

Waardevolle adviezen van de Commissie
  1. Bepaal de reikwijdte en het detailniveau Dit gaat over de breedte en gedetailleerdheid van je milieueffectrapport. Welke alternatieven ga je onderzoeken, wat is daarvan het detailniveau, wat zijn de milieuaspecten en criteria waarop de alternatieven beoordeeld en vergeleken worden? Kies je bewust voor een minimale invulling of ga je voor een MER met echte meerwaarde? Dit zijn tactische keuzes die bij iedere milieueffectrapportage terugkomen, maar het is ook goed om op strategisch niveau te bepalen hoe je hiermee omgaat. De Commissie mer kijkt bij ieder MER bij een omgevingsvisie naar het alternatievenonderzoek of dat relevant en diepgaand genoeg is.
  2. Zorg dat een samenvatting begrijpelijk is voor buitenstaanders Bewoners en andere stakeholders die nauw betrokken zijn, willen vaak weten of het bevoegd gezag weloverwogen keuzes heeft gemaakt. Wanneer goed alternatievenonderzoek is gedaan en de keuze helder beschreven en navolgbaar is, zal dat het draagvlak mogelijk vergroten. Geef daarbij ook inzicht in de milieueffecten van het plan, alternatieve manieren van uitvoering en de te maken afwegingen bij de keuze van uitvoering.
  3. MER of OER? In sommige gevallen kan het nuttig zijn om in het MER ook economische en sociale effecten in beeld te brengen. Een omgevingseffectrapport (OER) kan een middel zijn om in de besluitvorming te sturen op brede welvaart of duurzaamheid. Zoals bij omgevingsvisies. Is dit in de specifieke situatie relevant? Dan is het misschien zelfs interessant om samen met buurgemeenten te werken aan een OER.
  4. Vroeg inzetten Om het MER een goede rol te laten vervullen bij het maken van een visie of programma is het belangrijk om vroeg te starten. Stem de processen van de visie of het programma, participatie en milieueffectrapportage op elkaar af of integreer ze. Op deze manier kan de besluitvorming optimaal profiteren van de informatie die het MER aanreikt.
  5. Het juiste abstractieniveau Een omgevingsvisie is meestal abstracter dan een programma. Om te zorgen dat het MER de goede beslisinformatie voor een besluit levert, is het abstractieniveau belangrijk. Zorg dat dit past bij de omgevingsvisie of het omgevingsprogramma. Is het programma al heel concreet, dan beschrijft het milieuonderzoek de milieugevolgen zoveel mogelijk kwantitatief.
  6. Creatief en concreet Het MER is een kans om creatieve oplossingen (‘alternatieven’) voor doelstellingen te onderzoeken. Benut deze kans door beleidsopties concreet te maken. Zo komen de (combinatie)kansen en consequenties goed in beeld.
  7. Andere documenten en besluiten Concrete maatregelen passen goed in een programma. Een omgevingsvisie is meer voor de lange termijn. Zowel een programma als een omgevingsvisie bevatten beleid voor de leefomgeving. Weeg daarom goed af wat waar landt.
  8. Hergebruik de gegevens uit het MER bij de omgevingsvisie Het MER bij de omgevingsvisie bevat een ‘foto van de leefomgeving’ en een beeld van knelpunten en kansen. Deze informatie kun je hergebruiken mits de gegevens nog actueel zijn. Zo kun je de informatie uit het MER bij een programma ook gebruiken bij vervolgbesluiten, zoals omgevingsplan, verordening en vergunningen. Zo blijft het voor betrokkenen als omwonenden logisch en navolgbaar.

Een selectie van onze adviezen voor Omgevingsvisies