Tom Ludwig
werkgroepsecretaris
De gevolgen van een plan of project op de leefomgeving, en daarmee de gezondheid van inwoners heeft een belangrijke plek in het milieueffectrapport (MER). Denk aan de impact op de luchtkwaliteit, geluidhinder, veiligheidsrisico’s of geurhinder. Ook moet je in het MER alternatieven onderzoeken die de gezondheid beschermen of bevorderen, zoals een leefomgeving die uitnodigt tot bewegen.
In Nederland is gemiddeld 4.5% van de ziektelast toe te schrijven aan milieufactoren. Vooral kwetsbare groepen, zoals ouderen, kinderen en chronisch zieken zijn gevoelig voor de invloed van milieuverontreiniging en de inrichting van de leefomgeving. Lees hier meer over op: Themaverkenning Leefomgeving en klimaat VTV | 2024.
Een milieueffectrapport moet laten zien hoe een plan of project zich verhoudt tot de wettelijke normen, maar vraagt ook om te kijken naar adviesnormen. Zo heeft de wereldgezondheidsrapportage (WHO) normen voor geluidhinder en luchtkwaliteit. Gebruik deze normen in het MER en voor het onderzoeken van alternatieven. De normen zijn te raadplegen op: Environmental noise guidelines for the European Region en WHO global air quality guidelines.
Provincies en gemeenten moeten in hun omgevingsvisies en omgevingsplannen aandacht besteden aan het realiseren van een gezonde leefomgeving. Het gaat dan niet alleen om het beperken van bijvoorbeeld luchtverontreiniging en geluidhinder, maar ook om de inrichting van de leefomgeving. Een gezonde leefomgeving nodigt uit tot bewegen, andere mensen ontmoeten en is prettig om in te wonen.
Milieueffectrapportage (mer) biedt de inhoudelijke ondersteuning en onderbouwing om te komen tot een, vanuit gezondheidsoogpunt, optimale inrichting van de leefomgeving. De Commissie heeft hierover een factsheet opgesteld: Gezondheid in mer voor omgevingsvisie en omgevingsplan.
De gezondheidssituatie en de rol van de leefomgeving is overal anders. Beschrijf eerst de huidige situatie grondig.
Maak zo veel mogelijk gebruik van bestaande (gevalideerde) bronnen en indicatoren. In het MER is het nodig de effecten te vergelijken met de huidige situatie. Lokale en regionale gegevens, gesprekken met bijvoorbeeld de GGD, bewoners en maatschappelijke organisaties helpen om een compleet beeld te krijgen van de huidige gezondheidssituatie. Lees meer over de suggesties voor indicatoren op: Gids Gezonde Leefomgeving.
Magneetvelden kunnen de gezondheid beïnvloeden. Onderzoek laat zien dat kinderen die bij hoogspanningslijnen wonen, mogelijk een verhoogde kans hebben op leukemie. Of en hoe het magneetveld de leukemie veroorzaakt, is onbekend. Met andere ziekten is geen verband gevonden. Uit voorzorg heeft de Rijksoverheid in 2023 geadviseerd om, zo veel als redelijkerwijs mogelijk, te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de ‘magneet-veldzone’). Zie Staatscourant. De GGD en de Gezondheidsraad hebben dit advies verbreed naar alle situaties waar het veld die jaargemiddelde waarde overschrijdt. Ook melden zij dat er aanwijzingen zijn dat ook volwassenen risico lopen.
In een MER moet de magneetveldzone worden berekend, met een beschrijving waar binnen deze zone woningen, scholen en kinderdagverblijven staan. Laat zien wat de verschillen zijn tussen alternatieven. De Commissie heeft hier een factsheet voor opgesteld: Hoogspanningsnet en magneetveld.
De gevolgen van industriële projecten op gezondheid dienen duidelijk te worden beschreven, en welke mogelijkheden er zijn voor alternatieven. Geef de emissies (uitstoot), de immissies (concentraties in de leefomgeving) en deposities van stoffen navolgbaar en kwantitatief aan.
De kwaliteit van de lucht die we inademen heeft grote impact op de gezondheid. Het huidige niveau van luchtverontreiniging verklaart volgens onderzoek zo’n 75% van de milieugerelateerde ziektelast in Nederland. Luchtverontreiniging leidde in 2013 volgens de gezondheidsraad in Nederland tot een vermindering van de leeftijdsverwachting van gemiddeld dertien maanden.
Bij luchtkwaliteit is het goed om onderscheid te maken tussen emissie: de uitstoot van schadelijke stoffen van de bron, en immissie: de concentratie of belasting op de plek waar mensen de lucht inademen. Dit moet je in een MER duidelijk in beeld brengen voor alle stoffen die bijdragen aan luchtverontreiniging. Belangrijke stoffen zijn: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10, PM2.5), ultra fijn stof, grof stof, zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO).
In Nederland wordt de term Zeer Zorgwekkende Stoffen gebruikt voor stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor het milieu en de mens, bijvoorbeeld omdat ze kankerverwekkend of hormoon-verstorend zijn.
Sinds 2018 houdt het RIVM ook een lijst bij van Potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS). Dit zijn stoffen waarvan nog niet bekend is of ze gekwalificeerd kunnen worden als ZZS, maar wel dezelfde kenmerken hebben. Ook wil de overheid persistente en toxische stoffen uitfaseren om zo de Circulaire Economie-doelstellingen te realiseren. Immers, afval of producten met deze stoffen kunnen niet, of lastig, worden hergebruikt.
Bij projecten of plannen moet het milieueffectrapport ingaan op (p)ZZS. Voorbeelden zijn chemische bedrijven, de maakindustrie, afvalverwerkers en energiecentrales. In het milieueffectrapport moet helder worden aangegeven hoeveel van welke (p)ZZS-stoffen in de gebruikte grondstoffen en afvalstromen daarvoor en de uitgaande producten en afvalstromen daarvoor zit. Dat geldt ook voor de emissies van (p)ZZS naar lucht, bodem en naar water.
Voor ZZS is het daarnaast belangrijk aan te geven hoe met de verplichte monitoring en minimalisatie wordt omgegaan. Tot slot moet het milieueffectrapport ook inzicht geven in de bronmaatregelen die de uitstoot van de gevaarlijke stoffen kunnen terugdringen en in de effectiviteit van deze maatregelen. Lees ook de factsheet van de Commissie daarover: Zeer zorgwekkende stoffen en mer.